Het is een prachtige dag. Ik voel het kriebelen: ik moet naar buiten. Mijn hoofd in de wind, mijn voeten op het pad.
Ik rijd naar de Veluwe, naar de Posbank.
Op de parkeerplaats is het druk. Toortsen, berken en mensen overal. Bij het uitkijkpunt staan groepen selfies te maken tegen het adembenemende uitzicht.
Ik wandel rustig voorbij het bord met wandelroutes, waar gezinnen discussiëren over welke route ze gaan lopen.
Ik kies mijn eigen pad.
Achter het wildhekje dat met een harde klap achter me dichtvalt, laat ik de drukte achter me.
Ik loop op gevoel. Neem de eerste afslag rechts, een stevig klimmetje omhoog.
De heide is bijna uitgebloeid, maar hier en daar gloeit nog een brem in haar tweede bloei.
Overal om me heen velden van heide, brem en braam, afgewisseld met dennen en machtige eiken.
Halverwege de heuvel sta ik stil. Daar staat ze: "mijn" magische eik.
Ik leun tegen haar stam en adem diep in.
In de verte zie ik de drukte van het uitkijkpunt. De mensen lijken klein, ver weg. Hier, halverwege de heuvel, is het stil.
Alleen de wind, zoemende hommels, sluipwespen, libellen.
Soms moet ik even opzij springen voor een bosmestkever die onverstoorbaar zijn weg zoekt.
Een zadelsprinkhaan klimt voorzichtig op mijn hand als ik bij de bramenstruiken zit.
Tegen de eik geleund, voel ik de kracht van de oude boom.
Een plotselinge windvlaag ritselt door de bladeren. Eikels vallen rondom me neer — ik raap er een paar op en stop ze in mijn zak. Een kleine gave uit de natuur.
De Kelten noemden de eik "Duir" — de Poort naar een andere wereld.
Ons woord "deur" vindt hier zijn oorsprong.
Ik wandel verder, naar het hoogste punt van de heuvel.
Ik duik een dennenbos in, waar de geur van hars en aarde mijn zintuigen vult.
Tussen de bomen struikel ik bijna over bosmestkevers en raap ik een dennenappel op die met een plof op het pad is gevallen.
Verder, door mul zand, langs een kronkelend pad. Een dode boom buigt zich liefdevol naar zijn levende partner.
Wilde paarden grazen tussen de heideheuvels.
Op een T-splitsing sla ik linksaf, dan weer rechts, langs een slingerend bospad omhoog.
Boven op de top staat een oude beuk, trots en krachtig.
Beneden me zie ik mensen in keurige rijtjes wandelen, netjes langs de gebaande paden.
Ik glimlach.
Hoeveel schoonheid zouden ze missen door zo vast te houden aan de bekende wegen?
De natuur fluistert haar geheimen alleen aan de dwalers, de dromers, de ontdekkers.
Vanaf dat moment vergeet ik foto’s te maken.
Mijn ogen, mijn hart, nemen alles in zich op: de kudde schapen met hun herder, het bos vol varens die lijken te dansen in de wind, drakenvormen in oude boomstronken.
Als ik uiteindelijk terugkeer naar het uitkijkpunt, voelt de drukte onwerkelijk.
Ik zou willen roepen:
"Lieve mensen, dáár, voorbij die dikke eik, ligt een andere wereld!
Een wereld die veel verder reikt dan dit uitkijkpunt.
Een wereld vol wonderen, als je durft af te wijken van de gebaande paden."
Op de terugweg verschijnt de maan aan de hemel, groot en glanzend.
Ze begeleidt me naar huis, als een oude, wijze vriendin.